Toponiemen van Bevel: Het Hollands Kamp
De plaatsnaam "Hollands Kamp" op het kadaster gesitueerd te Bevel wijk B, en in het noorden begrensd door het Bont Goor, in het zuiden door de Heykant, in het oosten door het Hout Goor en in het westen door Goormans Hei en de Goormans Kemels, dateert reeds uit de tijd van de vergeldingsoorlog tussen de Hollandse staatsen en de spaansgezinde Roomsen. Die godsdienstoorlog, gekend als Retorsie, werd beëindigd met de Vrede van Munster in 1648.
De Hollanders hadden hun kamp op de heide tussen Nijlen, Bevel en Herenthout. Ze vormden benden, die de streek stelselmatig plunderden en de burgerij brandschatten. Zo stookten ze ook in 1622 de pastorie van Bevel af.
Na de vrede van Munster herstelde het katholieke leven in de Kempen zich geleidelijk. De ineengestorte kerkprovincie werd door Rome als missiegebied beschouwd en onder het gezag van een Apostolische Vicaris geplaatst. De zogenaamde Hollandse Missie, die sinds het uitsterven van de bisschoppelijke hiërarchie, de vlucht, de verdrijving en de afvalligheid of de dood van de oude clerus in de Zeven Provinciën, in de katholieke behoefte van Noord-Brabant voorzag, werd "statie" genoemd. Waar een voldoend aantal katholieken overgebleven was, werd zo een statie - een missiepost dus - gesticht. Zo'n post werd ondergebracht in een kleine schuilkerk of in een of ander burgershuis; de leiding berustte soms bij een uit Vlaanderen afkomstig priester.
Het Hollands Kamp is lange tijd een heidegebied gebleven, met slechts een paar zeer verspreide, witgekalkte hutten erop, die bij gebrek aan bewoners geleidelijk verdwenen, tot er nog maar één overbleef; die werd nadien tot een stenen woning omgebouwd. Wel bleven de bewoners ervan die uit de huttekens heten, maar van een kamp of heide is er lang geen spoor meer te bekennen. De belendende Heidestraat werd sinds de fusie met Nijlen en Kessel omgedoopt tot Herdersstraat.
Bron: Jef Peeters uit De Poemp 8e reeks nr. 30
Sprokkels uit Bevel - Kessel - Nijlen: Hollands Kamp
Duidelijk een naam die wijst in de richting van een Hollands legerkamp. Volgens J. Peeters dateert die benaming van de tijd van de 'Retorsie'. Onze dorpen werden toen regelmatig onder de voet gelopen door de Hollanders. Aan hun plundertochten kwam een einde met de Vrede van Munster (1648). Het kunnen ook vreemde huursoldaten geweest zijn in dienst van de Hollanders die hier een tijd hun kamp opgeslagen hebben. Volgens J. Peeters dateert de naam van de 17de eeuw (godsdienstoorlogen).
Bron: Comité 2000 i.s.m. de Cultuurraad van Nijlen
Het Hollands Kamp Te Bevel
Stijn Streuvels noemde in 1912 de Kempen « het land der opperste verlatenheid ». Ooit zal dit zo wel geweest zijn. Maar, waar destijds wat loofhout en berkenboompjes groeiden, kwam nadien een soort broekbos dat later door zandverstuiving heide werd.
Jaren geleden was dat ook zo op de plaats die nu te Bevel het Hollands Kamp wordt genoemd. De arme zandbodem bleef daar jarenlang braak liggen, omdat de oerhoudende ondergrond het doorsijpelen van regenwater belette. Zo ontstonden er vennetjes.
Toen omstreeks 1622 dit plat land door Hollandse troepen werd gebruikt als uitvalsbasis bij hun aanvallen tegen de katholieken en het wat meer aandacht kreeg, ontstond de volkse benaming “Hollands Kamp”. Als na jaren die vreemde soldaterij weg was, bleef slechts de naam met een ongure herinnering aan de afpersingen en knevelarijen, die tot groot ongenoegen van de bevolking vanuit dit kamp waren gebeurd.
De woeste en onbebouwde streek met wat schaarhout, paddevarens en heideplekken werd af en toe door enkele keuterboerkens benut om er wat buntgras en heide te hakken voor winterbeschut en er biekorven te plaatsen. Ze lieten rond hun schamele hutten hun geiten weiden. Groot vee konden ze er niet houden, omdat de natuur hen niet veel kansen bood.
In het vroege najaar, de geitentijd, was er steeds wel een bok om de ritse geiten te “springen”, zodat het geitenbestand op peil bleef. Af en toe werd er ook wel wat wild gestroopt, want van echte landbouw was er geen sprake. Hout werd gekapt en de wind deed het landschap verkotten. Tussen de Schooldijk, de Varkensdijk, de Halfwegendreef en de Heikant bleef slechts erge armoede over, nadat de legerbenden met vele zware beproevingen en gehate soldateske uitspattingen de bevolking geteisterd hadden.
Na de Vrede van Munster (1648), toen de Hollandse benden met hun plunderingen en brandstichtingen weggetrokken waren, kwam het normale leven stilaan terug. Door bemesting
van de brakke grond, meestal wat stalmest en later af en toe ook wat kunstmest zoals guano, gaf die povere heidegrond dan toch nog wat opbrengst, meestal heikoren en voederbiet.
Oude Kempense benamingen voor delen van die hei kennen we nu nog: Hout Goor, Heykant, Kemels, Goormans Hei en Goormans Kemels. Dat zou kunnen verwijzen naar de namen
van de boerkens die de gronden “in het zweet huns aanschijns” bewerkten.
Geïsoleerd gehucht. In mijn jonge jaren beschouwde ik het Hollands Kamp als een plaats waar het niet voor iedereen pluis was. Voor mij was het een ietwat geheimzinnige heide, waar je beter weg bleef als je er niet nodig was. In dat geïsoleerde gehucht, midden vennen en houtstruiken, hadden de bewoners hun eigen levenswijze. Weinigen gingen er heen. En zo bleef de afzondering. Niemand leek er behoefte aan te hebben dat gehucht met zijn duister verleden nader te leren kennen.
Bron: Jef Peeters uit De Poemp 11e reeks nr. 41